Sluit deze videospeler
Volgens de psychoanalytische persoonlijkheidstheorie van Sigmund Freud is het id het persoonlijkheidscomponent dat bestaat uit onbewuste psychische energie die de basisbehoeften, verlangens en impulsen bevredigt.
Inhoudsopgave
Overzicht van de Id
Het id werkt op basis van het lustprincipe, dat onmiddellijke bevrediging van behoeften eist. Het id is een van de drie belangrijkste componenten van de persoonlijkheid die Freud postuleerde: het id, ego en superego.
Een begrip van Freuds psychodynamische perspectief is belangrijk om meer te weten te komen over de geschiedenis van de psychologie. Je ziet ook vaak verwijzingen naar het id, ego en superego in de populaire cultuur en filosofie.
Wanneer ontstaat het ID?
Freud vergeleek persoonlijkheid met een ijsberg. Wat je boven het water ziet, is eigenlijk maar een klein stukje van de hele ijsberg, waarvan het grootste deel onder water verborgen is. Het topje van de ijsberg boven het water vertegenwoordigt bewust bewustzijn.
Het grootste deel van de ijsberg onder water symboliseert het onderbewustzijn waar alle verborgen verlangens, gedachten en herinneringen bestaan. Het is in het onderbewustzijn dat het id huist.
Volgens Freud is het id het enige deel van de persoonlijkheid dat bij de geboorte aanwezig is. Hij suggereerde ook dat dit primitieve onderdeel van de persoonlijkheid volledig in het onderbewustzijn bestond . Het id fungeert als de drijvende kracht van de persoonlijkheid. Het streeft er niet alleen naar om de meest basale verlangens van mensen te vervullen, waarvan er veel direct verbonden zijn met overleving, het levert ook alle energie die nodig is om de persoonlijkheid aan te drijven .
Tijdens de kindertijd, voordat de andere componenten van de persoonlijkheid zich beginnen te vormen, worden kinderen volledig geregeerd door het id. Het bevredigen van basisbehoeften aan eten, drinken en comfort is van het grootste belang.
Naarmate mensen ouder worden, zou het uiteraard behoorlijk problematisch zijn als ze zouden handelen om de behoeften van het id te bevredigen wanneer ze een drang, behoefte of verlangen voelden. Het id bevat alle levens- en doodsinstincten, waarvan Freud geloofde dat ze gedrag afdwongen.
Dit aspect van de persoonlijkheid verandert niet naarmate mensen ouder worden. Het blijft infantiel, instinctief en oer. Het staat niet in contact met de realiteit of logica of sociale normen. Het streeft er alleen naar om de meest basale verlangens en behoeften van een individu te bevredigen.
Het id en de persoonlijkheid
Gelukkig ontwikkelen de andere componenten van de persoonlijkheid zich naarmate we ouder worden, waardoor we de eisen van het id kunnen beheersen en ons op een sociaal aanvaardbare manier kunnen gedragen.
Het ego komt uiteindelijk naar voren als bemiddelaar tussen de impulsen van het id en de eisen van de realiteit.
Het superego, of het aspect van de persoonlijkheid dat geïnternaliseerde waarden en moraal omvat, komt naar voren om het ego ertoe te bewegen zich op een deugdzamere manier te gedragen. Het ego moet dan omgaan met de concurrerende eisen die het id, het superego en de realiteit stellen.
Hoe de ID werkt
Het id handelt volgens het lustprincipe , wat het idee is dat behoeften onmiddellijk vervuld moeten worden. Als je honger hebt, stuurt het lustprincipe je aan om te eten. Als je dorst hebt, motiveert het je om te drinken.
Maar natuurlijk kun je niet altijd direct aan je verlangens voldoen. Soms moet je wachten tot het juiste moment of tot je toegang hebt tot de dingen die aan je behoeften voldoen.
Wanneer je niet direct een behoefte kunt bevredigen, ontstaat er spanning. Het id vertrouwt op het primaire proces om de spanning tijdelijk te verlichten. Het primaire proces omvat het creëren van een mentaal beeld door middel van dagdromen, fantaseren, hallucineren of een ander proces.
Als je bijvoorbeeld dorst hebt, begin je misschien te fantaseren over een groot, koud glas ijswater. Als je honger hebt, begin je misschien te denken aan het bestellen van je favoriete gerecht bij je favoriete restaurant.
Als je dit doet, kun je omgaan met de spanning die ontstaat door de impulsen van het id, totdat je realistisch gezien in staat bent om aan die behoeften te voldoen.
Observaties over de ID
In zijn boek Nieuwe inleidende lezingen over psychoanalyse uit 1933 beschreef Freud het id als het “donkere, ontoegankelijke deel van onze persoonlijkheid”. De enige echte manier om het id te observeren, zo stelde hij, was door de inhoud van dromen en neurotische gedragsaanwijzingen te bestuderen.
Freud zag het id als een reservoir van instinctieve energie, aangestuurd door het genotsprincipe, dat erop gericht is onze meest basale behoeften te bevredigen.
Freud vergeleek het ook met een “ketel van kokende opwindingen” en beschreef het id als zonder echte organisatie. Dus, hoe werken het id en ego samen?
Freud vergeleek hun relatie met die van een paard en ruiter. Het paard levert de energie die hen vooruit drijft, maar het is de ruiter die deze krachtige bewegingen begeleidt om de richting te bepalen. Soms kan de ruiter echter de controle verliezen en zichzelf gewoon mee laten rijden. Met andere woorden, soms moet het ego het id gewoon in de richting sturen die het wil gaan.
Een woord van Verywell
Freuds opvattingen over persoonlijkheid blijven controversieel, maar een basiskennis ervan is belangrijk bij het bespreken van psychoanalyse en de praktijk van de psychologie.