Sluit deze videospeler
Obsessieve-compulsieve stoornis ( OCS ) is een psychiatrische stoornis die zowel obsessies (terugkerende, aanhoudende, opdringerige gedachten, beelden of impulsen die angst of leed veroorzaken) als dwanghandelingen (herhalende gedragingen of mentale handelingen die gericht zijn op het neutraliseren of verminderen van angst of leed of het voorkomen van de gevreesde uitkomst) omvat.
Inhoudsopgave
Begrijpen van gevreesde uitkomsten
Obsessies zijn ongewenste privé-evenementen die doorgaans niet alleen leiden tot angst over het voortduren van de obsessie zelf, maar ook tot een gevreesde catastrofale uitkomst. Gevreesde uitkomsten houden doorgaans verband met anticiperende angst over thema’s, zoals verantwoordelijk zijn voor schade aan zichzelf of anderen, of gedefinieerd worden als onethisch, immoreel of onvolmaakt.
Bijvoorbeeld, obsessies met betrekking tot vuil en besmetting kunnen resulteren in een overweldigende angst dat als het vuil en de besmetting niet worden verminderd, men ziek kan worden of onbedoeld anderen ziek kan maken. In het geval van besmetting kan men ervoor kiezen om was- of schoonmaakdwang te vertonen om de kans op ziekte te verkleinen en de angst drastisch te verminderen.
Deze angst kan zo overweldigend worden dat het leidt tot dwanghandelingen om de waargenomen kans op schade te minimaliseren en de stress te verminderen.
“Precies de juiste OCD” uitgelegd
Er is echter een subtype van OCD waarbij een gevreesde uitkomst niet de drijvende kracht is. Dit wordt vaak aangeduid als “just right OCD” of “Tourettic OCD (TOCD).”
Bij TOCD zijn er dwanghandelingen zoals tellen, symmetrie/gelijkmaken, ordenen, ordenen, positioneren, aanraken en tikken.
Bij TOCD is er geen sprake van een ingewikkelde obsessieve geloofsstructuur of gevreesde uitkomst die dit gedrag aanstuurt, maar eerder van intense somatische (fysieke) en/of psychologische spanning of ongemak, vaak beschreven als iets dat onvolledig of ‘niet goed’ voelt. Soms wordt de nood verergerd door de overtuiging dat het ongemak ondraaglijk en/of oneindig zal zijn als het gedrag niet wordt uitgevoerd.
De gedragingen worden vervolgens uitgevoerd om deze onaangename sensaties te verlichten. Sommigen hebben gepostuleerd dat deze sensorisch gedreven OCD tic-achtig van aard is en mogelijk duidelijker wordt gekenmerkt door een overlap tussen OCD en ticstoornis/syndroom van Gilles de la Tourette (TS).
Een tic uiten
Tics zijn plotselinge, snelle, repetitieve, niet-functionele motorische gedragingen (motorische tics) of vocalisaties (fone tics), die vaak voorafgegaan worden door premonitorische (waarschuwende) sensaties. Deze opbouw van spanning wordt verlicht door tic-expressie, net als krabben aan een jeuk.
Veelvoorkomende motorische tics omvatten gedragingen zoals knipperen met de ogen, schouderophalen en hoofd schokken, terwijl veelvoorkomende fonische tics bestaan uit keelschrapen, snuiven en grommen. Tics kunnen ook complex van aard zijn, waarbij een reeks gedragingen betrokken is zoals aanraken, gebaren en het herhalen van woorden of zinnen.
Het syndroom van Tourette omvat de aanwezigheid van meerdere motorische tics en één of meer fonische tic(s) tijdens het verloop van de stoornis. Hoewel men ooit dacht dat dit volledig onvrijwillig was, hebben mensen vaak enige controle over de tijdelijke onderdrukking van dit gedrag.
Volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition ( DSM-5 ) zal 30% van de mensen met OCD in hun leven ook een ticstoornis ervaren.
Uit een onderzoek uit 2015 onder 1.374 mensen met TS bleek dat 72% ook voldeed aan de criteria voor OCD of aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD).
Ook opmerkelijk is dat mensen met OCD die een comorbide ticstoornis hebben gehad, fenomenologisch verschillen in termen van hun OCD-symptoomthema’s, comorbiditeit, verloop en patroon van familiaire transmissie van mensen zonder voorgeschiedenis van ticstoornis. Volgens de American Psychiatric Association heeft onderzoek gesuggereerd dat er een genetische relatie is tussen OCD en TS en is er een hypothese opgesteld over een gedeelde neurobiologische onderbouwing.
Het komt erop neer dat TOCD- of ‘precies goede’ OCD-symptomen een mogelijke verwevenheid van de twee stoornissen lijken te zijn.
Het verschil tussen tics en OCD
Vanuit een klinisch perspectief kan het onderscheid tussen OCD en tics lastig te bepalen zijn. Bijvoorbeeld, een herhaald aanrakingsgedrag kan worden gezien als ticgedrag vanwege de korte, niet-doelgerichte aard ervan.
Dit is echter mogelijk niet te onderscheiden van OCD, omdat het gezien kan worden als repetitief gedrag dat wordt uitgevoerd totdat het ‘goed’ voelt. Een dergelijk onderscheid kan echter belangrijk zijn voor klinische besluitvorming.
Terwijl de op bewijs gebaseerde behandelingen voor OCD cognitieve gedragstherapie zijn – met name exposure en responspreventie (EX/RP) – en selectieve serotonineheropnameremmers ( SSRI’s ), zijn de op bewijs gebaseerde behandelingen voor ticstoornissen cognitieve gedragstherapie, met name gewoonteomkeringstraining (ook bekend als cognitieve gedragsinterventie voor tics [CBIT]), en neuroleptische en alfa-2-agonisten.
TOCD kan lastiger te behandelen zijn dan de ‘klassieke’ OCD.
Als we dit beschouwen als een fenomeen dat zich voordoet in een overlapping van deze twee stoornissen, kan dit niet alleen de aandacht vestigen op de noodzaak om alle mogelijke gedragingen binnen het obsessief-compulsieve spectrum uitgebreid te beoordelen, maar kan het ook meer behandelingsopties opleveren.
Psychotherapeutisch gezien worden deze symptomen doorgaans behandeld met EX/RP, evenals de praktijk van het vertonen van “gewoon verkeerd” gedrag. Toegevoegde elementen van HRT/CBIT, zoals sensorische substitutiestrategieën en diafragmatische ademhaling, zijn ook nuttig bij het verminderen van gelokaliseerde spanning.
Farmacologisch gezien is de kans groter dat deze mensen baat hebben bij een lage dosering neuroleptica of een alfa-2-agonist ter aanvulling van SSRI’s dan bij mensen met een OCD-stoornis.