Monkeypox-gevallen zijn hoog in de homo- en biseksuele gemeenschap. Hoe kunnen we stigma voorkomen?

Tot een paar maanden geleden werd het apenpokkenvirus zelden bij mensen buiten Afrika vastgesteld. Maar op 23 juli heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het uitgeroepen tot een internationale noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid.

Volgens recent onderzoek betreft het in 98% van de gevallen homoseksuele of biseksuele mannen, en wordt aangenomen dat de overdracht grotendeels plaatsvindt tijdens seksuele activiteit.

Deze feiten hebben geleid tot de verspreiding van misinformatie. Men beweert dat apenpokken een seksueel overdraagbare aandoening is en dat de overdracht ervan strikt beperkt is tot de LGBTQIA+-gemeenschap .

Beide beweringen zijn onjuist en de verspreiding ervan zou niet alleen een gevaar kunnen vormen voor LGBTQIA+-mensen, maar ook voor de hele bevolking.

Apenpokken en de reactie van de volksgezondheid

Monkeypox is een mildere variant van pokken die voor het eerst in 1970 bij mensen werd ontdekt. ​​Het manifesteert zich vaak als een jeukende of pijnlijke huiduitslag en kan gepaard gaan met griepachtige symptomen zoals koorts, spierpijn, koude rillingen en gezwollen lymfeklieren.

Meestal verspreidt apenpokken zich via langdurig huid-op-huidcontact en via grote druppeltjes in de luchtwegen die vrijkomen bij hoesten of niezen.

Epidemioloog Mackenzie Weise, MPH, CIC , merkt op dat iedereen risico loopt om het virus op te lopen. Als we dat niet duidelijk maken, kan dat een vals gevoel van veiligheid creëren bij de rest van de bevolking.

Op basis van de tot nu toe verzamelde gegevens worden homo- en biseksuele mannen gezien als de demografische groep met het hoogste risico. Maar ‘het hoogste risico’ is vaak het grijsste gebied, zegt ze.

“Het is vaak nog in de beginfase, nog in ontwikkeling en/of onderhevig aan verandering”, zegt Weise.

Gelukkig kent het virus een lage sterftekans en is er al een vaccin beschikbaar dat voor 85% effectief is in het voorkomen van apenpokken.

Erkend therapeut Randy Smith, LMFT , leidt een therapiegroep voor homoseksuele mannen in Los Angeles, waar de noodtoestand is uitgeroepen vanwege de uitbraak van apenpokken.

Hij heeft gemerkt dat zijn patiënten zich zorgen maken. De mannen die hij behandelt steunen elkaar en een aantal van hen heeft het vaccin tegen apenpokken gekregen met weinig tot geen bijwerkingen. Toch is Smith teleurgesteld in de reactie van de volksgezondheid op de uitbraak.

“We hadden eerder relevantere informatie over het virus moeten krijgen en we hadden op meer locaties in de regio van Los Angeles toegang moeten hebben tot meer vaccins”, aldus Smith.

“Op dit moment is het nog steeds lastig om een ​​lokale, geschikte vaccinatieafspraak te maken.”

Stigmatisering voorkomen

Weise wijst erop dat de link tussen de huidige uitbraak van monkeypox en homo- en biseksuele mannen niet genegeerd kan worden, maar zorgvuldig onderzocht moet worden. Of er nu overeenstemming over is of niet, er is nog steeds sociale gevoeligheid rond seksueel gedrag en er is genoeg ruimte voor stigma.

“Volksgezondheidsfunctionarissen worden hier geconfronteerd met een unieke uitdaging: ze moeten degenen die als kwetsbaar zijn aangemerkt waarschuwen terwijl de uitbraak zich ontvouwt. Tegelijkertijd moeten ze ervoor zorgen dat de boodschap niet wordt gebruikt om reeds bestaande angsten, discriminatie en diskrediet aan te wakkeren”, aldus Weise.

“Elke boodschap over de volksgezondheid rondom de huidige uitbraak van apenpokken die uitgaat van brede, algemene uitspraken en ruimte laat voor veronderstellingen van het publiek, mist het doel en richt waarschijnlijk meer kwaad dan goed aan.”

Caroline Dorsen, PhD , die onderzoek doet naar de rol van stigma , vooroordelen en discriminatie in gezondheidsverschillen tussen LGBTQIA+-personen, merkt op dat de reactie van de volksgezondheid trager is dan nodig is om een ​​infectieziekte in te dammen die “seksuele en genderminderheden onevenredig hard treft.”

Het voorkomen van stigmatisering is van cruciaal belang om te voorkomen dat de onherstelbare schade die de LGBTQIA+-gemeenschap werd toegebracht tijdens de hiv/aidscrisis in de jaren 80, zich herhaalt.

Maar zoals Dorsen opmerkt, leven we nu in heel andere tijden en staat het verminderen van het stigma rondom apenpokken al vanaf het begin op de agenda van de volksgezondheid.

“Openbare gezondheidszorgverleners zijn zich bewust van de fouten uit het verleden, met name de rol die stigmatisering speelde bij de tragische vertraging in de reactie op hiv en de rampzalige gevolgen van discriminatie op individueel en structureel niveau bij het onnodige verlies van levens door aids”, aldus Dorsen.

Het is echter mogelijk dat de huidige uitbraak van apenpokken trauma’s uit het verleden van de aidsepidemie oproept bij mensen die de ziekte hebben meegemaakt, bij mensen die voor zieke patiënten hebben gezorgd en bij mensen die dierbaren hebben verloren, aldus Dorsen.

Dit kan ook een trigger zijn voor mensen die in de frontlinie van de COVID-19- pandemie hebben gewerkt.

“Sommige mensen hebben absoluut extra steun nodig vanwege de sociale isolatie , angst , depressie en PTSS die de apenpokken kunnen veroorzaken”, zegt ze.

“Maar ik hoop ook dat onze gezamenlijke traumatische ervaringen van de afgelopen twee jaar ons in staat zullen stellen om beter empathie te tonen, elkaar te beschermen en voor elkaar te zorgen, zonder oordeel of stigma.”